Wat de H.H. NICOLL en MEADE-WALDO, op de vergadering der Zoological Society van 19 Juni l.l. hebben meegedeeld aangaande een ontmoeting met de »zeeslang«, beeft opnieuw de vraag op den voorgrond gesteld of er inderdaad een zoodanig onbekend gewerveld zeedier bestaat. Weliswaar werden meermalen zoogenaamde ontmoetingen met de »zeeslang« gegrond op de waarneming van andere voorwerpen dan der wetenschap onbekende gewervelde dieren. Maar de omstandigheid dat dit nieuwe geval werd waargenomen door twee mannen, in het waarnemen van dieren door een lange ondervinding voldoende geoefend om zich niet te vergissen, waarborgt daarvan o.i. de objectiviteit. De ontmoeting, door de H.H. N. en M. W. beschreven, had plaats in den voormiddag van den 7en December 1905, toen zij, aan boord van het yacht Walhalla, in de nabijheid van de kust van Porra zeilden. Op een afstand van ongeveer 100 yards — plm. 90 M. — zagen beide waarnemers iets dat bun toescheen de vertikale rugvin te zijn van een groot dier; en kort daarop werd de kop en de hals, op geringen afstand vóór die vin, boven water gestoken. Die kop geleek meest op dien van een schildpad, en de nek was ongeveer een voet — 0.3 M. — lang. Voor zooverre men uit deze beschrijving kan beoordeelen moet dus het dier niet langer zijn geweest dan 20 à 25 voet. Hoewel het schip dadelijk daarheen werd gewend, zag men voor het vallen van den avond van de »zeeslang« niets terug: maar opmerkelijk is het, dal twee van de zee-officieren aan boord, die geen kennis droegen van het in den morgen waargenomen verschijnsel, rapporteerden dat zij gedurende den nacht hadden opgemerkt hoe een groot dier met snelle vaart langs boord van het schip zwom.