Aan den hemel zijn de kometen even talrijk als de woelgeesten op de aarde, en, hebben de kometen, niet minder dan de woelgeesten, het menschelijk geslacht verontrust, beider invloed scheen toch bepaalde en vrij enge grenzen niet te mogen overschrijden. Slechts zelden is het den woelgeesten gelukt al de wanorde te stichten, die zij bedoelen, en slechts weinige kometen waren in staat eene grnnte opschudding te verwekken. Ongetwijfeld gaan elke eeuw honderde kometen de zon en de aarde voorbij, zonder zelfs door sterrekundigen te worden opgemerkt, en onder het groot getal der kometen, die door sterrekun digen worden waargenomen, bezitten slechts weinige zooveel licht als zij behoeven, om zich aan het ongewapend oog der groote menigte te kunnen openbaren. Zeer zelden verschijnt eene komeet, die door haar voorkomen de algemeene aandacht tot zich trekt en op den naam van eene groote komeet aanspraak kan maken, en wanneer zulk eene komeet werd gezien, was dit gewoonlijk onverwacht en zonder dat men had vernomen van waar zij kwam of werwaarts zij henen ging. Zoolang als de mensch deze aarde bewoont, werd hem nog slechts twee malen de verschijning van eene groote komeet vooraf aangekondigd, en beide aankondigingen betroffen hetzelfde ligchaam, namelijk de komeet van Halley, toen zij zich in de jaren 1759 en 1835 zoude vertoonen. In de laatste jaren hebben de sterrekundigen wel herhaaldelijk de verschijning eener komeet voorspeld, maar al die voorspellingen betroffen ligchamen, die zich gewoonlijk slechts door kijkers laten waarnemen en zich alleen onder bepaalde, buitengewoon gunstige, omstandigheden, eenigermate aan het ongewapend oog verraden. Hetgeen op deze aarde nog slechts twee raaien was gebeurd, geschiedt nu ten derde male, daar men, op goede gronden, de verschijning eener groote komeet verwacht. De verschijning dier komeet wordt met belangstelling en ongeduld te gemoet gezien en veler begeerte, om naauwkeurig te worden bekend gemaakt met hetgeen men van haar te vreezen of te hopen heeft, is door de verspreide berigten vergroot, volgens welke het naderen van eene “groote komeet” geenszins als iets zekers beschouwd kan worden. Menige vriend der wetenschap heeft zijne toevlugt tot mij genomen, om de gewenschte inlichtingen te verkrijgen, en ik heb die telkens gegeven, voor zoo ver als dit in mijn vermogen was. Ik heb reeds vele vragen beantwoord, omtrent de komeet, wier verschijning thans wordt verwacht, en, bij den laatst afgeloopen cursus mijner openlijke lessen over populaire sterrekunde, met uitvoerigheid over haar gesproken; maar ongetwijfeld zijn er nog zeer velen, voor wie de geruchten, die omtrent haar zijn uitgestrooid, raadselachtig of onverstaanbaar waren en wie een duidelijk en volledig berigt hoogst welkom zoude wezen. Met is mij daarom doelmatig voorgekomen de komeet, die men thans verwacht, tot het onderwerp eener openlijke rnededeeling te stellen, en het Album, der Natuur ter hulp te roepen, als een voertuig, om de inlichtingen omtrent haar, die ik geven kan, tot allen over te brengen, bij wie zij belangstelling kunnen vinden, fk hoop door de taak, die ik mij zei ven heb opgelegd, velen eenige dienst te zullen bewijzen.