Vóór omstreeks dertig jaren baarde eenige mededeelingen van Baron V. REICHENBACH, — den welbekenden ontdekker van het kreosoot en andere bestanddeelen der teer en die zich ook door zijne onderzoekingen van talrijke meteorieten, waarvan hij een uitgebreide verzameling bezat, een welverdienden naam heeft verworven, — groot opzien. Volgens hem zouden namelijk sommige jonge zenuwachtige vrouwen, zijne »sensitiven Damen”, het vermogen bezitten van in het volkomen duister aan sommige voorwerpen, o. a. groote kristallen, magneeten, enz. lichtverschijnsels te zien die voor hem zelven en anderen die minder gevoelige oogen hadden volkomen onzichtbaar bleven. Het kan niet verwonderen dat die mededeelingen weinig geloof vonden, en, toen eene commissie van Weener akademieleden bij monde van CZERMAK een rapport daarover had uitgebracht, waarin de geheel negatieve uitkomsten verkregen met het onderzoek bij eenige der zoogenaamde »sensitive Damen” in het werk gesteld, worden medegedeeld, werd met de geheele zaak niet weinig de spot gedreven. REICHENBACH zelf had trouwens daartoe aanleiding gegeven, door ter verklaring der verschijnsels eene tot dus ver onbekende kracht, die hij »Odkraft” noemde in te roepen en, terwijl hij aan die vermeende kracht allerlei geheimzinnige werkingen toeschreef, al den schijn op zich laadde van aan zijne phantasie veel te gereedelijk den vrijen loop te laten, om aan zijne mededeelingen een onbeperkt vertrouwen te kunnen schenken. REICHENBACH is nu reeds lang overleden, en met hem is zijne »Odkraft” begraven. Toch is de herinnering daaraan nog niet geheel uitgedoofd, gelijk uit het volgende blijken zal, dat ontleend is aan The Proceedings of the Society for Physical Research , Vol. I, Part. III, July 1883, p. 230.