Wanneer eene gevoelvolle muziek ons gemoed uit zijne sluimering wekt, onze verbeelding aanvuurt, ons het gewone, het alledaagsche doet vergeten, en ons uit het proza, dat ons omringt, in eenen meer fantastischen kring van denkbeelden voert, dan herleeft in ons, hoe gekunsteld wij ook door den maatschappelijke!! vorm onzes levens geworden zijn, de verlorene kinderzin, de genietende onschuld van het paradijs onzer jeugd. Yoor eenige oogenblikken althans worden wij dan weer kinderen, eenvoudige naïve kinderen. De drooraen en idealen van lang vervlogene dagen bezielen ons weer en smelten ineen met de nieuwe droomen en idealen, die ons eene lagchende toekomst voorspiegelen. Wij redeneren niet meer, maar gevoelen; wij worden beheerscht door den indruk. Zoo staat ook het kind bij zijne eerste kennismaking met de buitenwereld onder de magt van verschillende indrukken; zoo is de natuur hem eene muziek, waarvan het nog wel zeer weinig begrijpt, maar in wier zachte toonen het zich behagelijk en gelukkig gevoelt, bij wier bulderen en loeijen het zich angstig aan den schoot der moeder vastklerat. Een oppervlakkige aanblik is zijne geheele natuurbeschouwing en de sterkste indrukken treilen hem het eerst. Zoo wordt het kind ook het eerst aangetrokken door die melodie der natuur, welke wij kleuren noemen.