Hooge, donkere berggevaarten verheffen zich boven breede hellingen, die allengs in vlak land overgaan. Die vlakte wordt begrensd door de zee. De bergen zijn gedeeltelijk met uitgebreide sneeuwmassa’s bedekt. De zee is eenzaam; het land is onbewoond; nergens eenig spoor van menschen. De naar zee glooijende vlakten zijn met een onafzienbaar bloemtapijt bedekt; maar de planten zijn klein en bloeijen laag bij den grond. De smeltende sneeuw heeft overal kleine waterloopen door de vlakte gevormd, en daardoor zijn de bloeijendo planten in groepen or vakken afgedeeld als in een regelmatig aangelegden tuin. Daar bloeijen de violette Silene en Saxifraga, de blaauwe Myosotis en de gele Draba alpina, de witte Cerastium, de roode Parrya en Primula farinosa. De dagen zijn zeer lang; ruim vier weken achtereen gaat de zon niet onder. Een stille rust heerscht hier, zelfs door geen insectengegons afgebroken. Zoo is de aanblik van Nova Zembla in den korten zomer, die door een langen en vroeselijken winter wordt gevolgd. Het onherbergzame land, dat eenmaal onze moedige voorvaderen beroemd heeft gemaakt, is ’s zomers een bloementuin; maar die bloemen zijn andere dan hier groeijen; zij behooren tot de Arktische Flora, de uiterste noordelijke grens van den plantengroei.