Op den 4 Maart j.1., des avonds omstreeks 6 uur 55 minuten, vertoonde zich aan den hemel een vuurbol van eene ongewone helderheid, die in weinige oogenblikken een groot gedeelte van het zigtbare hemelgewelf doorliep en met een’ geweldigen slag vaneen barstte. Hij werd door ons geheele land, in België, Westphalen en zelfs in Engeland gezien. Wij willen niet trachten den zoo hoogst verschillenden indruk te schetsen of te raden, dien dit prachtige natuurverschijnsel op de duizenden van menschen maakte, die het min of meer naauwkeurig konden waarnemen, noch gewagen van de niet minder uiteenloopende gissingen, die velen aangaande den oorsprong en het wezen daarvan maakten. Ofschoon die indruk nog versch in het geheugen ligt, zal het misschien niet overtollig zijn hier te vermelden, dat sommige personen, door den glans van het onverwachte verschijnsel verrast, in onmagt vielen en zelfs, zooals de dagbladen vermeldden, eene vrouw door den schrik gestorven is ; dat de een meende, dat de maan in tweeën was gesprongen , een ander, dat de duivel op een paard met vurigen staart door de lucht reed en dergelijke meer. Wij zouden gaarne aan het billijk verlangen der lezers van dit Album voldoen, die ter bevrediging van hunne weetgierigheid of tot uitbreiding hunner kennis hier eene naauwkeurige uiteenzetting van den oorsprong, aard, loop en einde van deze verschijnselen zouden zien. Om echter teleurstelling te voorkomen, moeten wij echter reeds vooraf mededeelen, dat onze kennis dienaangaande nog zeer onvolkomen is en dat er dus een aantal van vragen onbeantwoord moet blijven.