Werden in dit opstel reeds verscheidene kleurstoffen genoemd, de groep, waaraan het koolteer zijne opkomst te danken heeft, verdient afzonderlijk te worden behandeld. Haar naam aniline-kleurstoffen is ontleend aan de aniline, eene in water zeer weinig oplosbare, in verschen toestand kleurlooze en langzamerhand bruin wordende vloeistof, die bij 182° kookt. Wat haar scheikundige eigenschappen betreft, vertoont zij eene groote overeenkomst met ammonia, waarvan de oplossing (ook wel vliegende geest genoemd) vrij algemeen bekend is; evenals deze ammonia vormt zij b. v. met zuren (azijnzuur, zoutzuur, zwavelzuur, salpeterzuur enz.) verbindingen, die de scheikundigen zouten noemen. Zij is vergiftig. Bij de boven behandelde bewerking van het koolteer wordt wel eene geringe hoeveelheid aniline verkregen, maar de moeite aan de afscheiding daarvan verbonden is zóó groot, dat zij door de opbrengst niet beloond wordt. Men maakt daarom aniline uit benzol. Volgens het beginsel, dat in 1834 door MITSCHERLICH aangegeven werd, namelijk door in werking van salpeterzuur, wordt benzol eerst omgezet in nitrobenzol, eene vloeistof met een aangenamen reuk naar bittere amandelolie. Neemt men scheikundig zuiver benzol, dan ontstaat ook zuiver nitrobenzol; gewoonlijk gebruikt men mengsels, zooals die uit steenkolenteer worden verkregen, echter met deze voorzorg, dat men mengsels neemt enkel van benzol en toluol; dit laatste levert dan nitrotoluol. Vroeger geschiedde deze bereiding in aarden kruiken , die in groote bakken met koud water stonden; eerst werd er òf gewoon salpeterzuur òf zoogenaamd rookend salpeterzuur òf een mengsel van salpeterzuur en zwavelzuur in gedaan en langzamerhand werd hier het mengsel van benzol en toluol aan toegevoegd. De inhoud der kruiken werd telkens zeer krachtig dooreengeschud en door aanraking van de kruiken met het koude water zorgde men er voor, dat de door de scheikundige werking voortgebrachte warmte de vloeistof niet verwarmen kon. Wanneer men eerst alleen gewoon salpeterzuur gebruikte, werd tegen het einde der bewerking zwavelzuur toegevoegd; dit zuur moest zich verbinden met het water, hetwelk te gelijk met nitrobenzol en -toluol ontstond. Later heeft men geleerd, dat het beter is het zuur of het mengsel der beide zuren langzamerhand aan het benzol en toluol toe te voegen. Nu gebruikt men toestellen van gegoten ijzer, waar binnen een roertoestel aanwezig is en die van buiten voortdurend door koud water worden afgekoeld. De bewerking is thans in veel korteren tijd afgeloopen en de opbrengst bestaat enkel uit de stof, die men verlangde. De inhoud van het vat wordt met eene groote hoeveelheid water vermengd en het tot nog toe opgeloste nitrobenzol en -toluol zakken naar den bodem. Zij worden herhaaldelijk met water gewasschen en eindelijk, om de laatste sporen van de overgebleven zuren te verwijderen, met eene oplossing van soda of van ammonia behandeld.