1889
Een reiziger over IJsland
Publication
Publication
Album der natuur , Volume 38 - Issue 1 p. 23- 32
De reeks der geillustreerde reisverhalen, die door de bekende firma HACHETTE & cie te Parijs uitgegeven wordt, is onlangs vermeerderd met een werkje van 400 pagina’s, waarin dr. HENRY LABONNE verhaalt, wat hem wedervaren is op zijne reizen naar IJsland en den Faröer-archipel.¹ In 1886 en 1887 deed de heer LABONNE op last van den minister van onderwijs twee reizen naar IJsland en op de laatste reis heeft hij ook de genoemde groep van eilanden bezocht. Opstellen en kleinere mededeelingen van wetenschappelijken aard werden reeds in verschillende tijdschriften geplaatst, maar, hoewel hier aangekondigde werkje voornamelijk geschreven is ten dienste van latere bezoekers van IJsland, is ook hier de natuuronderzoeker dikwijls aan het woord. Trouwens hoe zou het anders kunnen, waar de reiziger spreekt van een land, dat zijne aantrekkelijkheid vindt in de omstandigheid, dat het het tooneel is van den voortdurenden strijd tusschen twee strijdige elementen, het water en het vuur. Van dien strijd getuigen de gletschers en lava’s,die samen de oppervlakte van het land vormen, de sneeuwlawines en de geysers, het ijs, dat de haven van Akreyri en andere havens tot in Juli kan afsluiten en de solfataren. Hier en daar bestoken de vijandige machten elkander niet van verre, maar zeer van nabij. Zoo doet de inwendige warmte der aarde soms de sneeuw op enkele plekken smelten, terwijl op een afstand van enkele schreden alles bevroren blijft. Toen de heer LABONNE op zijne tweede reis langs de zuid- en zuidoostkust van IJsland voelen de stuurman van het schip hem op menige bijzonderheid opmerkzaam maakte, werden o.a. twee donkere strepen genoemd, die aan den top van den met sneeuw bedekten Vatna Joküll (Gletscher van den Vatna) op hetzelfde punt begonnen en van daar tot aan den voet van den berg doorliepen. Over eene breedte van ongeveer 100 M. smelt de sneeuw hier weg en komt de lava, die vlak daarnaast door een kleed van sneeuw en ijs bedekt is, te voorschijn; waarschijnlijk ontspringen boven aan den gletscher twee strooraen van kokend water, die, zich van elkander verwijderend naarmate zij dalen, de sneeuw en het ijs doen smelten. Eene vereeniging van heet en koud water wordt aan de westkust in de nabijheid van het stadje Reykholt gevonden. Midden in eene rivier met ijskoud water verheft zich een kegel van tufzandsteen, die door kiezelzuur tot een vast geheel vereenigd is; dit kegelvormig bekken, 1 M. hoog boven den spiegel der rivier en met eene inwendige oppervlakte van 3 M², is met kokend water gevuld. Niet met zachtheid alleen slaagde de heer LABONNE er, in zijn¹ poney naar den rand van den kegel te doen zwemmen; hij tracht vasten voet te zetten, maar glijdt uit en loopt gevaar zich zóó deerlijk te branden aan den heeten wand van het bekken, dat hij niet weet, hoe gauw hij zich weder in het ijskoud water der rivier werpen zal.
Additional Metadata | |
---|---|
Album der natuur | |
CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding") | |
Organisation | Kruseman |
G. Doijer van Cleeff. (1889). Een reiziger over IJsland. Album der natuur, 38(1), 23–32.
|