1889
Vergiftigheid van kleurstoffen uit steenkolenteer
Publication
Publication
Album der natuur , Volume 38 - Issue 1 p. 237- 240
Korten tijd na de opening van het stedelijk abattoir te Amsterdam heeft men in een of meer der dagbladen de klacht kunnen lezen, dat het vleesch daar voorzien werd van een merk, dat uit eene anilinekleurstof bestond en dat dus het vleesch vergiftigd was. Of de inzender in vollen gemoede deze meening koesterde, of misschien de nieuwe maatregel bij hem geen goedkeuring vond en hij dientengevolge geneigd was het oor te leenen aan geruchten, die de kunstmatige kleurstoffen schadelijk achtten, doet niets ter zake; de anilinekleurstoffen waren bij sommigen of bij velen verdacht. En wanneer men dan hoort, dat de wetgevende macht in verscheidene landen verbodsbepalingen omtrent het gebruik van teerkleurstoffen heeft vastgesteld, dat b. v. in Oostenrijk-Hongarije het gebruik van alle kleurstoffen, die door scheikundige werkingen uit aniline of andere bestanddeelen van steenkolenteer worden vervaardigd, verboden is voor alle genotmiddelen, dat fuchsine, bleu de Lyon, eosine en andere daarmede verwante kleurstoffen ook in Frankrijk niet voor het kleuren van voedingsmiddelen mogen worden gebruikt, dan scheen de vrees, dat de verandering van slachtplaats voor de inwoners van Amsterdam geen verbetering zou zijn, inderdaad gewettigd. Toch maakte men zich noodeloos ongerust. Waarin vinden dan dergelijke verbodsbepalingen haar aanleiding? Voor hen, die weten dat de aniline de grondstof is voor de bereiding van de aniline-kleurstoffen, de eerst bekende groep der teerkleurstoffen, in de omstandigheid, dat die aniline zelf een vergif is. Ten tweede hierin, dat de verwerking der aniline-olie dikwijls begint met verhitting met vergiftige arsenikum- of kwikverbindingen; wanneer nu de verkregen kleurstoffen niet volkomen gezuiverd worden, blijft er allicht een weinig van de vergiftige stof mede vermengd. Nu behoeft het gevaar niet altijd zoo groot te zijn als wanneer met anilinerood of fuchsine gekleurde wijnen worden gedronken; ook zonder dat kan het gebruik van teerkleurstoffen gevaarlijk zijn; arbeiders in de fabrieken, beambten die met het verpakken belast zijn en voortdurend in de ruimte verkeeren waarin het stof gedeeltelijk uit fijne kleurstofdeeltjes bestaat, vrouwen die werken met weefsels en draden, waarin giftige bestanddeelen voorkomen, allen en met hen nog meer menschen loopen gevaar hun gezondheid te verliezen. De gevallen zijn niet uitgebleven, waarin van vergiftiging door teerkleurstoffen gesproken moest worden. Nu moge het waar zijn, dat in den regel bij de bijmengselen en niet bij de kleurstoffen zelve de schuld van het ongeval lag, nu moge het gevaar veel verminderd zijn, sinds men de arsenikum- en kwikhoudende stoffen in veel fabrieken heeft vervangen door nitrobenzol, dat ook wel vergiftig is maar door verhitting gemakkelijk kan verwijderd worden, er heerscht nog eene onzekerheid, die, zooals gezegd werd, in een aantal landen der regeering aanleiding gaf om zich met de zaak te bemoeien.
Additional Metadata | |
---|---|
Album der natuur | |
CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding") | |
Organisation | Kruseman |
G. Doijer van Cleeff. (1889). Vergiftigheid van kleurstoffen uit steenkolenteer. Album der natuur, 38(1), 237–240.
|