Een tijdvak van ongeveer vijf en veertig jaren in het leven van twee mannen, die Duitschland onder zijne mannen van beteekenis telde, een tijdvak in de geschiedenis der beschaving gedurende de negentiende eeuw wordt ons geteekend in de verzameling van brieven gewisseld tusschen LIEBIG en WÖHLER, met behulp van EMILIE WÖHLER uitgegeven door den berlijnschen hoogleeraar A. W. HOFMANN.¹ Vraagt het den scheikundigen in de eerste plaats, welke kostbare herinneringen aan de namen van WÖHLER en LIEBIG verbonden zijn. Zij zullen spreken van nieuwe gezichtspunten, van waar eene eenheid kon worden opgemerkt tusschen feiten, die vroeger tot verschillende beschouwingen aanleiding gaven, van ruimere kennis en diepere opvattingen, van weggeruimde vooroordeelen, die niet alleen de uitbreiding van hunne wetenschap maar ook, en juist daardoor, den vooruitgang der beschaving in het algemeen in den weg stonden, van talrijke ontdekkingen dikwijls ook voor de samenleving vruchtbaar door de toepassingen, waartoe zij aanleiding gaven, van krachtige voorbeelden, die door hun invloed eene algeraeene praktische beoefening der scheikunde in het leven riepen. Hoe de reuzenarbeid door deze twee beroemde duitschers verricht langzamerhand tot stand kwam, nu door rechtstreeksche samenwerking dan alleen gesteund door onderlinge mededeelingen, wij vernemen het hier uit hun eigen mond. Hier is eene schildering van de geestelijke beweging, die vooraf moet gaan, voordat de geboorte van het voldragen feit in de jaarboeken der wetenschap kan worden medegedeeld; hier de zorgen, hielde vreugde, die in de officieele geboorteberichten geen uitdrukking vinden.
Additional Metadata | |
---|---|
Album der natuur | |
CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding") | |
Organisation | Kruseman |
G. Doijer van Cleeff. (1889). Liebig en Wöhler. Album der natuur, 38(1), 288–304.
|