In de laatste vijftien jaren heeft het asbest, dat in vroegere eeuwen als eene groote merkwaardigheid werd beschouwd en slechts zelden eene toepassing vond, als stormenderhand eene plaats in het wereldverkeer veroverd. Honderden arbeiders zijn in Canada bezig in open steengroeven of in donkere mijngangen de kostbare delfstof uit den grond te voorschijn halen; spoorwegen zijn aangelegd met het doel om aan hetgeen de bodem opleverde een afvoer naar de fabrieken van asbestwaren in de Vereenigde Staten te bezorgen en over den Atlantischen Oceaan draagt menige stoomboot de kostbare lading van asbest naar de havens der Oude Wereld; spinnerijen en weverijen zijn ingericht voor de bewerking van de nieuwe vezelstof, die niet zooals vlas, katoen, hennep, jute, zijde, wol enz. door het plantenof dierenrijk, maar door het delfstoffenrijk geleverd wordt. Bij stoomwerktuigen levert het nieuwe handelsartikel een bekleedsel voor de buizen, waardoor de stoom langeren tijd zijne hooge drukking behoudt en waardoor eene belangrijke bezuiniging bij het gebruik der brandstoffen verkregen kan worden ; aan werklieden, die bij hun arbeid aan hooge vuren staan blootgesteld, verschaft het beschutting en veiligheid; timmerlieden, schilders en behangers gebruiken het bij de inrichting van woningen en openbare gebouwen om het gevaar voor brand tot een minimum te herleiden. Wat is dit asbest? ROBERT H. JONES, van wien eenigen tijd geleden eene geïllustreerde monographie ¹ over deze stof verscheen, geeft op deze vraag het volgende antwoord: » op zichzelf beschouwd is asbest een natuurkundig paradox , het is een delfstoffelijk voortbrengsel van het plantenrijk, vezelig en tevens kristallijn, veerkrachtig en toch broos, een steen, die op water drijft, maar toch even geschikt om gekaard, gesponnen en geweefd te worden als vlas, katoen en zijde.”
| Additional Metadata | |
|---|---|
| Album der natuur | |
| CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding") | |
| Organisation | Kruseman |
|
G. Doijer van Cleeff. (1892). Asbest. Album der natuur, 41(1), 210–221. |
|