Een onwraakbare getuige voor de onschadelijkheid van anilinerood of fuchsine wordt in de Ann. d'hygiène [3], XXVIII, 123 door PAUL CAZENEUVE voorgesteld. Maakt iemand zich bezorgd, dat proeven op konijnen of andere dieren genomen niet lang genoeg hebben geduurd of geen recht geven de verkregen uitkomsten ook op den mensch toe te passen, voor het getuigenis, dat hier gegeven wordt, moeten alle bezwaren wegvallen. In Frankrijk wordt het gebruik van fuchsine nog verboden, behalve in enkele gevallen, die met name in de wet worden genoemd. Het verbod kon geheel opgeheven worden. CAZENEUVE heeft kennis gemaakt met een zekeren antoine ALDONCE, een-en-zestig jaar oud. Van 1861 tot 1868 werkte deze in eene fuchsinefabriek te Lyon, van 1868 tot 1883 in eene dergelijke fabriek te Bazel, van 1886 tot op den dag van heden in eene dergelijke fabriek te Saint-Fons. Zijn werk bestond hierin, dat hij de gekristalliseerde fuchsine, zooals zij uit de kristalliseerkuipen komt, in zeeftoestellen in korrels van onderscheiden grootte verdeelde. Negen-en-twintig jaren heeft deze man fuchsine gezeefd, alle werkdagen, telkens acht uren, heeft hij in zijne kleeren, in zijne haren, op zijne huid fijn poeder van die stof medegenomen naar huis en met de lucht ze ingeademd.