Eenige jaren geleden werd in het Album (1887, 161) vermeld, dat een te Tello opgegraven stuk van eene vaas uit zuiver antimoon bestond. In Naturwissenschaftliche Rundschau VIII, 119, vindt men de volgende berichten, waaruit blijkt, dat antimoon in de oudheid meer gebruikt werd. In 1891 werd in een graf met beenderen, dicht bij Planin in Krain, een metalen kruikje gevonden. Een door alexander BAUER gedaan qualitatief onderzoek leerde, dat het uit tin en antimoon bestond en bij 20° een soort, gewicht 7.223 had. Het is zóó week, dat het zich met een mes laat snijden. Daar legeeringen van tin en 9 à 12 pct. antimoon zich door weekheid onderscheiden en voor dergelijke legeeringen door LONG een s. g. van 7.208 genoemd wordt, bestaat het metaal van bedoeld kruikje hoogst waarschijnlijk uit tin met ongeveer 10 pct. antimoon.