»Waterstofsuperoxyde is in de laatste jaren herhaaldelijk het onderwerp geweest van onderzoekingen en theoriën, en maakt nog steeds de belangstelling der scheikundigen gaande”. Zoo sprak Dr. A. VAN HASSELT ongeveer drie jaar geleden in dit tijdschrift, toen hij het genoemde oxyde als »het bleekmiddel der toekomst” aan de lezers voorgesteld had¹. De belangstelling is nog sterk toegenomen; Dr. WOLFFENSTEIN (1895 Wetensch. Bijblad, bladz. 37) heeft geleerd het zuivere waterstofdioxyde of -peroxyde te bereiden door middel van destillatie bij zeer lage drukking. TAMMAN e. a. gebruiken het verschil tusschen het vriespunt van water en dat van oplossingen van waterstofperoxyde in die vloeistof voor de berekening van het molekulair gewicht en zijn het ten slotte hierin eens, dat het tot dusver zonder voldoenden grond gebruikte teeken voortaan moet worden gebruikt. Tusschen ED. SCHÖNE en ILOSVAY VON NAGY ILOSVA is een hartstochtelijke strijd gevoerd over bepaling van de hoeveelheden waterstofdioxyde, die in de dampkringslucht voorhanden zijn. A. BACH wijst op het belang van het voorkomen van de genoemde stof in groene plantendeelen; hij vindt in aniline, dubbelchroomzure potasch en zuringzuur een drietal stoffen, waarmede, in geval zij in de noodige verhouding met elkander zijn vermengd, zeer kleine hoeveelheden kunnen worden opgespoord, zonder dat andere bestanddeelen der plant storend op de herkenning van het waterstofperoxyde werken. BACH heeft getracht eene verklaring te vinden van het ontstaan van organische stoften uit koolzuur en water, hetgeen zooals bekend is onder invloed van het zonlicht in groene plantendeelen geschiedt. Hij acht het waarschijnlijk, dat uit de bestanddeelen van drie molekulen koolzuur en drie molekulen water eerst zouden ontstaan ééne molekule formaldehyd en twee molekulen van een overkoolzuur, dat, ten slotte zich ontledend in koolzuur, zuurstof en water, in het voorbijgaan waterstofdioxyde doet ontstaan. Zoo sluit hij zich aan bij de bekende opvatting, die in het formaldehyd de eerste stof ziet, waarvoor koolstof, waterstof en zuurstof in dezelfde gewichtsverhoudingen noodig zijn als voor druivensuiker en waaruit deze stof en ook de andere in de plant aanwezige koolhydraten zouden ontstaan; zoo geeft hij bovendien rekenschap van de aanwezigheid eener stof, die op eigenaardige wijze oxydeerend werkt. Inderdaad vindt BACH, nadat hij over een scherp middel ter herkenning beschikken kon, waterstofperoxyde in de groene deelen van 18 van de 25 planten, waarin hij het zocht, terwijl bij 2 de uitkomst twijfelachtig was.