De ontdekking van MOISSAN, dat koolstof in den vorm van diamant kristalliseert, wanneer zij zich onder grooten druk afscheidt uit eene oplossing in ijzer, wekte bij rossel het denkbeeld, dat in sommige soorten van hard staal, die in de smelterijen bij zeer hooge temperatuur bereid en vervolgens onder een hoogen druk worden afgekoeld, ook deze soort van koolstof aanwezig zou zijn. Om de waarde van dit denkbeeld te onderzoeken loste hij eerst het staal zooveel mogelijk in sterk zwavelzuur of sterk zoutzuur op; hetgeen hierbij achterbleef onderwierp hij achtereenvolgens aan de werking van sterk salpeterzuur, van gesmolten kaliumchloraat, sterk vloeispaatzuur en sterk zwavelzuur. Een groot aantal monsters staal gaf na al die bewerkingen kristallijne, doorschijnende korreltjes, nu eens uit zeer kleine regelmatige octaëders bestaande (de afmetingen waren niet grooter dan 15 mikro-millimeters) en dan eens uit grootere brokjes, die soms een doorsnede van een halven millimeter hadden.