Dr. F. HABER, die thans aan de „Technische Hochschule” te Karlsruhe college geeft o. a. in technische elektrochemie, heeft een paar jaar geleden in de Vereenigde Staten gereisd om gevolg te geven aan eene opdracht, die hij daartoe namens de „Deutsche Bunsen Gesellschaft” (vroeger „Deutsche Elektrochemische Gesellschaft ) ontvangen had. Met eigen oogen te zien, de verkregen indrukken als ervaren vakman te verwerken, de slotsom van zijne overwegingen dienstbaar te maken aan de belangen van de elektrochemische industrie in zijn vaderland, dit was het naaste doel van zijne reis. Maar ook in een ruimeren kring dan van hen, wier belangen door de reis van Dr. HABER werden bevorderd, zal belangstelling bestaan zoowel voor hetgeen hij den 18en Januari 1903 in het „Hofmann-Haus” te Berlijn als voor hetgeen hij later op andere plaatsen mededeelde. Immers de steeds voortgaande verplaatsing van bedrijven, die op chemische bewerkingen berusten, naar laboratoria, die hun arbeidsvermogen aan elektrische kracht-centrales ontleenen, behoort tot de belangrijkste verschijnselen van onzen tijd. Dat hot wenschelijk is omtrent de elektrochemische industrie in de Vereenigde Staten vertrouwbare gegevens te ontvangen, wie hier nog aan twijfelen mocht, hij late zich door Dr. HABER tegen „Amerika-fabeln” waarschuwen door het volgend voorbeeld. In het bekend werk over acetyleen, dat VIVIAN B. LEWES in 1900 uitgaf, komen afbeeldingen voor van carbiedfabrieken van de „Union Carbide Works” te Sault St. Marie (gelegen aan de uitmonding van het Bovenmeer in het Huron-meer); in October 1902 was aan den amerikaanschen oever nog geen enkele turbine in gebruik en aan den kanadeeschen oever was nog nooit een K.G. carbied gemaakt! Wie bad bij eene autoriteit als VIVIAN B. LEWES zulk eene vergissing kunnen onderstellen?