1903
Een en ander uit de geschiedenis van de Gans
Publication
Publication
Album der natuur , Volume 52 - Issue 1 p. 393- 396
De gewone, oude gans werd reeds in de oudste tijden gefokt. Onbekend is het echter, waar zij het eerst als huisdier is gehouden: in het oude Egypte, in Babylon, in Indië of in Midden- of Noord-Azië, of zelfs in het Noorden van Europa. Wel is algemeen bekend, dat de Egyptenaren reeds sedert eeuwen een wilde (de Nijlgans) en een tamme gans onderscheidden en dat de eerste aan Isis gewijd was. Wel weet men ook, dat dit oude volk de tamme ganzen in menigte kweekte, ze veel als voedsel gebruikte en dat ze dan ook dikwijls op de monumenten voorkomen. V. HEHN zegt in zijn „Kulturpflanzen und Hausthiere in ihrem Uebergang aus Asien” over den oorsprong van de gans als huisdier: „De wilde, grijze gans of schierling (Anser cinereus), de bekende stammoeder van onze gewone tamme gans, kan in ’t begin een zeer gezocht jachtwild aan meren, stroomen en in waterrijke streken geweest zijn, zooals zij dit tegenwoordig nog is bij de Nomadenstammen in Midden-Azië. Zoolang zij menigvuldig en zonder veel moeite te verkrijgen was, bestond er geen behoefte, ze in gevangenschap te fokken. De moeite daaraan besteed zou ook doelloos geweest zijn; want zoolang een volksstam nog op den ondersten trap van beschaving stond, paste een vogel, die 28 dagen noodig heeft om te broeden en dan nog een tamelijk langen tijd voor het groot brengen der jongen, al zeer slecht in de huishouding van zulk een zwervend volk. Toen zoo’n volksstam zich echter in een bepaalde streek ging vestigen, al was het in het begin dan ook maar voor niet te langen tijd, konden jonge ganzen gemakkelijk uit de nesten genomen en met gebroken vleugels verder worden grootgebracht. Stierven de jongen, dan werd de proef herhaald tot zij eindelijk gelukte, want de wilde gans behoort tot de meest gemakkelijk te temmen vogels”.
| Additional Metadata | |
|---|---|
| Album der natuur | |
| CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding") | |
| Organisation | Kruseman |
|
G. Kalsbeek. (1903). Een en ander uit de geschiedenis van de Gans. Album der natuur, 52(1), 393–396. |
|