Terwijl de tamme ganzen reeds van oudsher bekend waren¹, weet de geschiedenis ons slechts weinig van de eend als huisdier te vermelden. Het schijnt zeker dat deze vogel eerst veel later is getemd. Ofschoon de Egyptenaren wel jacht maakten op wilde eenden en andere watervogels en ook de tamme ganzen in menigte kweekten, kan met tamelijke zekerheid worden vastgesteld, dat zij geen tamme eenden hebben gehad. Ook de Israëlieten hadden ze niet, evenmin de Grieken ten tijde van HOMERUS. Later, o. a. tijdens ARISTOPHANES, schijnen de Grieken eenden in half wilden staat gehad te hebben; bij hem toch noemt. een man een vrouw liefkozend: eendje, evenals LIBANUS bij PLAUTUS wil, dat PHILENIUM hem onder meer Anaticula zal noemen. De opmerking van VOLY in zijn Beiträge zur Culturgeschichte, 1852, dat ten tijde van ARISTOPHANES tamme eenden niet bekend waren, schijnt dus niet juist. Dat overigens de Grieken eerder dan de Romeinen tamme eenden hebben gehad wordt ook daardoor bewezen, dat de laatsten hunne eendenparken met een Griekschen naam nessotrophaeum noemden.²