Den 14en October 1885 werd door J. H. VAN ’T HOFF een verhandeling aangeboden aan de Koninklijke academie van Zweden, welke verbandeling getiteld was: »Lois de l’équilibre chimique dans l’état dilué, gazeux ou dissous”. Merkwaardiger verhandeling komt zeker op bet gebied der scheikundige wetenschap niet voor. Hierin wordt door VAN ’T HOFF de stelling verkondigd, dat de moleculen eener opgeloste stof, bij voldoende verdunning, vrij rondzweven tusschen de vloeistofdeelen evenals gasmoleculen in de stoflooze ruimte. In een gesloten vat zouden zij bij gelijk aantal ook evenveel drukking op den wand uitoefenen als gasmoleculen. Tot deze overtuiging was bij gekomen door een proef van PFEFFER. Deze had zich een vat gemaakt, waarvan de wand doordringbaar was voor het oplossingsmiddel, maar niet voor de opgeloste stof, een semi-permeabele wand. Daarvoor wordt een poreuse pot, zooals gebruikt wordt in een galvanische cel, gevuld met een kopersulfaatoplossing en daarna geplaatst in een vat gevuld met ferrocyaankalium-oplossing. De oplossingen ontmoeten elkaar in den wand, waaruit de lucht verdreven was door bevochtiging met water. In den wand vormt zich dan de half doordringbare laag van ferroeyaankoper. Het vat wordt daarna afgewasscben, gevuld met een suikeroplossing van 1 pct. en dan afgesloten in een bak met water gezet. De suiker kan nu niet door den wand, maar het water wel. Er heeft osmose plaats waarbij meer water in de cel dringt, dan naar buiten gaat. Het gevolg daarvan is een vermeerdering van drukking. De wateraantrekkende werking der suikeroplossing heeft het binnendringen van water bevorderd, maar dit zal spoedig belet worden, als een zeer kleine hoeveelheid water naar binnengedrongen is, door de ontstane overdrukking. Nu is er evenwicht ontstaan en de drukking, op den wand uitgeoefend, wordt door VAN ’T HOFF osmotische drukking genoemd. Deze is geheel analoog aan de spankracht van een gas, want hier stooten de gasmoleculen tegen den wand, terwijl de moleculen der opgeloste stof tegen den semi-permeabelen wand botsen, daar de moleculen van het aan weerskanten zich bevindende oplossingsmiddel, welke door den wand gaan, buiten beschouwing blijven.