Aldus noemen SQUIER en DAVIS hoogten, die den vorm hebben van afgeknotte pyramiden of kegels en op de zijden met trappen voorzien zijn, die naar den top leiden. Zij zijn rond , ovaal, achtkant, vierkant of langwerpig vierkant, en bezitten soms terrassen of opeenvolgende verdiepingen. Zij gelijken veel op de teocallis van Mexico en zijn waarschijnlijk met hetzelfde doel gebouwd. In het noorden zijn zij zeldzaam, hoewel zij voorkomen tot aan de oevers van het Bovenmeer toe; meer naar het zuiden worden zij menigvuldiger en aan de oevers van de golf van Mexico vormen zij het talrijkste en belangrijkste gedeelte der oude gedenkteekenen. Eenige der grootste liggen in het noorden. Te Cahokia in Illinois vindt men er een, die van onderen 700 voet lang en 500 voet breed is en eene hoogte van 90 voet heeft. De kubieke inhoud er van wordt geschat op 20 millioen kubieke voeten. Waarschijnlijk waren deze heuvels niet slechts tempels, maar dienden ook om er woningen op te zetten, vooral voor de opperhoofden. Ook de pyramiden in Mexico, Yucatan en Middel-Amerika waren van boven plat en dienden om aan gebouwen eene standplaats, boven de omgeving verheven, te doen innemen; dit is een belangrijk kenmerk, waardoor zich de pyramiden der oude Amerikanen van de Egyptische onderscheiden.