Op 27 Mei werd te Webl van 7.28—7.55 n.m. een zeer flauw gekleurd, eivormig lichtverschijnsel hoven de zon gezien, waarvan de lange as evenwijdig aan den horizon liep en aan hare beide uiteinden in twee witte bogen overging. De zon scheen, bloedrood gekleurd, door een wolk heen en boven de zon was een witte streep zichtbaar, die klaarblijkelijk door terugkaatsing op deeltjes in den dampkring ontstaan was. Merkwaardig is de opmerking van den waarnemer, den heer hoyer, dat de vlek juist midden tusschen het zenith en den horizon scheen te liggen. De vlek is klaarblijkelijk het punt, waar de boog den kleinen kring om de zon raakt, want was het een deel van den circumzenithaal-boog, dan had de lange as van de vlek in den vertikaal-cirkel van de zon gelegen moeten hebben. De zonshoogte was toch ± 2° en dus lag de vlek ± 24° boven den horizon, welke hoogte vrij goed overeenkomt met die, welke REIMANN¹ opgeeft voor de hoogte van het punt van hot hemelgewelf, dat tengevolge van diens schijnbaren vorm op het midden tusschen zenith en horizon schijnt te liggen.