Onder de algemeen bekende en zeer gezochte sierplanten bekleedt de Hortensia, Hydrangea hortensis W. (Hydrangea speciosa Pers.) een halfheester, die omstreeks het jaar 1790 uit chineesche tuinen naar Engeland en in het begin dezer eeuw ook naar Frankrijk werd overgebracht, wegens hare fraaie bladeren en bloemen, ontegenzeggelijk eene eerste plaats. Schoon deze bloemen in den regel rozerood gekleurd zijn, kunnen die toch, door de planten in zekere soorten van aarde te plaatsen, ook eene schoone blauwe kleur verkrijgen. Welk het werkzame bestanddeel in deze aardsoorten is, waaraan m. a. w. de kleurverandering der bloemen moet worden toegeschreven, zulks bleef, in weerwil van een reeds vrij groot aantal proefnemingen en onderzoekingeil tot dusver nog altijd een grootendeels onopgelost raadsel. Ten einde de ware oorzaak van dit even zeldzaam als merkwaardig verschijnsel te leeren kennen, hield de heer HANS MOLISCH zich gedurende de laatste jaren met een hoogst nauwgezet onderzoek dienaangaande bezig, waarbij hij tot inderdaad zeer verrassende resultaten kwam, die, al mogen ze ook nog niet in alle opzichten den sluier opheffen, het probleem toch in elk geval eene belangrijke schrede nader tot zijne oplossing hebben gebracht. Gelijk de heer MOLISCH in zijne onlangs in de Botanische Zeituny (1897, Heft 3) gepubliceerde verhandeling: »der Einfluss des Bodens auf die Blütenfarbe der Hortensien” reeds in den aanvang opmerkt, zijn de blauwe Hortensiabloemen reeds sints geruimen tijd bekend. In 1821 berichtte SCHÜBLER, dat hij uit den omtrek van Frankfort eene soort van aarde had ontvangen, waarin de Hortensia’s schoone blauwe bloemen kregen; de in deze aarde vervatte groote hoeveelheid koolstof en humus hield SCHÜBLER voor de bestanddeelen, welke deze eigenaardige kleurverandering veroorzaakten. Later berichtte de hofbloemist JÄGER, dat hij in 1831—34 blauwe Hortensia’s in een’ tuin bij Weimar gezien had, die in eenen ijzerhoudenden veen- of moerasgrond stonden, terwijl hij eenigen tijd daarna in eenen tuin bij Arona, aan den westelijken oever van het Lago Maggiore, eveneens alle daar aanwezige Hortensia’s met zuiver blauwe bloemen zag prijken. In Engeland moet men zich tot het verkrijgen van zulke blauwe bloemen reeds sedert geruimen tijd van een bruine, koffiekleurige aarde bedienen, welke een aanzienlijk gehalte aan ijzeroxyde en pottenbakkersleem bevat. Ook maakt men daar te lande tot hetzelfde doel ook wel gebruik van aluin, van welk feit ook door DARWIN wordt melding gemaakt, terwijl in andere landen de bloemisten zich daartoe weder van verschillende andere aardsoorten schijnen te bedienen. Wanneer men in aanmerking neemt, van welken verschillenden aard de stoffen zijn kunnen, die eene aard- of grondsoort samenstellen, dan laat het zich gemakkelijk begrijpen, dat men ten opzichte van de hier werkzame bestanddeelen tot dusver nog steeds zoo goed als geheel in het onzekere verkeerde; toch is eene nadere, juiste vaststelling dier stoffen of bestanddeelen niet alleen voor bloemisten en liefhebbers van bloemen in ’t algemeen, maar ook voor botanici van groot gewicht, daar de Hortensia, voor zoo ver wij althans weten, tot nog toe het eenig bekende voorbeeld is van het opmerkelijk verschijnsel, dat de aard of samenstelling van den grond invloed heeft op de kleur der bloemen.