Wanneer men van Bonn naar Coblentz reist, trekt een klein plaatsje, Brohl genaamd, aan den linkeroever van den Rijn gelegen, daar waar een riviertje van denzelfden naam zich daarin uitstort, de aandacht. Begeeft men zich van daar in het even belangwekkende als romantische Brohldal, dan bemerkt men, aan de laatste huizen van het dorp gekomen, dat het dal aan beide zijden door rotsen is ingesloten, welke uit dezelfde steensoort bestaan, die in het Eifelgebergte wordt aangtroffen, nl. schiefer, hier en daar door zandsteen afgewisseld. Deze twee gesteenten bedekken een groot gedeelte van Rijnpruissen, Westphalen, Nassau, en strekken zich tot ver in België uit. In deze lagen hebben de Rijn en al de kleinere rivieren, welke deze streek doorsnijden, hare beddingen ingegraven; dit moet eerst geschied zijn nadat de lagen van het Bruinkoolgebergte, behooronde tot de onderoligoceenformatie (zie later) gevormd waren, hetgeen wij kunnen opmaken uit de ligging van de verschillende gesteenten ten opzichte van elkander en wel voornamelijk in het Zevengebergte.