Meer dan vroeger volgt men in den tegenwoordigen tijd bij de studie der geographie de richting, welke tegenwoordig ook in de plant- en dierkunde de algemeen heerschende is en welke wij de ontwikkelingsgeschiedkundige richting zouden kunnen noemen. Terecht heeft men leeren inzien, dat zich aan de beschrijving der verschillende landen der aarde een overzicht dient aan te sluiten van de wijze, waarop hunne tegenwoordige omtrekken in het leven zijn geroepen en waarop hunne planten en dieren er zich over verspreid hebben. Op deze wijze opgevat treedt de geographie in nauw verband tot de geologie en palaeontologie, daar zulk een overzicht niet zonder de hulp van deze beide vakken kan verkregen worden en moet haar eene plaats in de rij der exacte wetenschappen worden aangewezen. De wetenschappelijke geograaf zal nl. niet alleen de stoften, waaruit de vaste landen gevormd zijn en de verschillende wijzen, waarop deze stoffen zich tot de vaste aardkorst hebben opgebouwd, moeten leeren kennen en de veranderingen dienen na te gaan, die zij sedert haar ontstaan ondergaan hebben, doch hij zal ook om de tegenwoordige toestanden te kunnen begrijpen, naar de dieren en planten moeten zoeken, die in vroegere perioden de aardoppervlakte bewoond hebben.