In het Wetenschappelijk Bijblad van het Album der Natuur, 1862, bl. 6—7, komt eene opgave voor omtrent de scheikundige zamenstelling van het manna van den Sinai en uit Kurdistan, welk manna nog heden ten dage door de Arabieren aldaar man geheeten en met brood tot spijze gebruikt wordt. Daar dit manna in verband gebragt wordt met bet eten van manna in de woestijn volgens het bijbelsch geschiedverhaal; daar het aanmerkelijk verschilt van hetgeen men in de geneeskunde manna noemt on daar er dikwijls van velerlei soorten van manna door reizigers en natuurkundigen gesproken wordt, rekende ik het niet onbelangrijk, onderscheidene hieromtrent vroeger en later door mij gemaakte aanteekeningen tot een geheel te brengen en aan de lezers van het Album mede te deelen. 1. In het gebergte Sinaï komt, gelijk in het aangehaald Bijblad gemeld wordt, eene soort van voedend, doch niet purgerend manna voor, teweeg gebragt door den steek van een insekt op Tamarix mannifera EHRENBERG, een heester, die, volgens anderen, eene verscheidenheid is van Tamarix gallica. Zie mijne toegepaste Kruidkunde, Gron. 1856, bl. 66 en de daar aangehaalde schrijvers. Van dit manna verschilt het Kurdistansche manna, dat onder anderen op galnooteiken gevonden wordt, bijna niet en wordt mede tot spijze gebruikt.
Additional Metadata | |
---|---|
Album der natuur | |
CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding") | |
Organisation | Kruseman |
H.C. van Hall. (1862). Manna en Lerp. Album der natuur, 11(1), 121–127. |