De artisjok onzer tuinen (Cynara Scolymus) is niet, zoo als men uit den Latijnschen naam zoude opmaken, eene afzonderlijke soort, maar een door kweeking ontstane vorm van de Chardons (Cynara Cardunculus), in welke zij dan ook lichtelijk weder overgaat. In Zuid- Amerika door de Europeanen overgebracht, is zij in de uitgebreide pampas aldaar geheel verwilderd en overdekt daar uitgebreide plekken, maar is verder geheel overgegaan in de Chardons ¹, welke zich van de artisjokken onderscheiden, doordien de schubben van het omwindsel der bloemen in doornen uitloopon. Bij eene slordige behandeling der artisjokken in onze tuinen, worden de anders vleezige breede en kortgepunte schubben al dunner en dunner en gaan ten laatste geheel in doornen over. Ervaren hoveniers kwecken dit gewas daarom niet van zaad, waarbij het licht weder tot zijn gedoornden vorm (C. Cardunculus) zoude overgaan, maar vermeerderen haar door scheuring, dat in Frankrijk op half April, bij ons in het begin van Mei geschiedt. ’s Winters wordt de plant met bladeren of stroo bedekt, daar zij niet bestand is togen strenge vorst.