Zou het werkelijk noodig zijn eerbied te vragen voor het levend materiaal in de tuinkunst? Is dan het »natura artis magistra” niet meer waar? Zeker, maar in onze tuinen wordt met de planten dikwijls op zonderlinge wijze gehandeld! Men gebruikt vaak niet de natuur als leermeesteres om een geheel samentestellen, dat werkelijk kunstwaarde heeft en een goeden smaak bevrediging schenkt, maar laat zich leiden door mode, door gewoonte, door een verkeerd begrip van schoonheid en vormt in de tuinen en tuintjes soms kunstwerken, waaraan alle kunst ontbreekt en die de kenmerken dragen van gemis aan kunstzin en aan eerbied voor het schoone in de plant. Die bezwaren, gevoeld door een begaafde schrijfster als GEERTRUIDA CARELSEN van Berlijn, met haar voor de levende natuur en voor al het schoone er van zoo open oog, deden haar de pen opvatten om te trachten aan anderen medetedeelen, wat zij in onze tuinen niet in harmonie vindt met het schoone van de ongerepte natuur en om anderen er toe te brengen meer recht te doen wedervaren aan de gratie der plant. Op den 10den October j. l. had de Haarlemsche afdeeling der Natuurhistorische Vereeniging het voorrecht Mej. CARELSEN als spreekster te zien optreden en haar de voornaamste bijzonderheden te hooren mededeelen en toelichten, ook door een reeks van gekleurde teekeningen, uit de eenige dagen vroeger verschenen brochure, waarvan ik hierboven den titel afschreef. Het zij mij vergund aan de hand van dat geschrift een kort overzicht te geven van de toen genoten voordracht.
| Additional Metadata | |
|---|---|
| Album der natuur | |
| CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding") | |
| Organisation | Kruseman |
|
H.J. Calkoen. (1903). Boekbeoordeeling. Album der natuur, 52(1), 146–151. |
|