Bij het samenwerken van twee individu’s tot het voortbrengen van een nieuw kan men in het Plantenrijk twee gevallen onderscheiden: als twee onderling gelijke protoplasten zich met elkaar vereenigen, spreekt men van conjugatie of copulatie; zijn ze ongelijk, dan noemt men het verschijnsel bevruchting. Dit laatste komt, zooals bekend is, voor bij vele Celkryptogamen, bij de Mossen, Vaatkryptogamen en Phanerogamen. De meestal zelfstandig beweeglijke protoplast of spermatozoïde is het mannelijk orgaan; zijn celkern vereenigt zich met die van het vrouwelijk orgaan, de eicel, die onbeweeglijk is. Copulatie wordt o.a. waargenomen bij de groep van wieren, die den naam draagt van Conjugaten, waartoe het bekende fraaie draadwier Spirogyra behoort, en bij de zwammen, die den naam dragen van Zygomyceten: de echte Schimmels. Daarbij raken twee cellen elkander aan, op de plaats van aanraking ontstaat een opening in de beide celwanden en de twee protoplasten vereenigen zich met elkaar: hetzij dat de eene protoplast in de andere cel overgaat, zooals bij Spirogyra, of dat de beide protoplasten zich naar het vereenigingspunt der cellen begeven, zooals bij de Schimmels (zie Fig. 2). Daarop omkleeden de beide vereenigde protoplasten zich met een nieuwen celwand en er ontstaat een zygospore, die onder gunstige omstandigheden tot een nieuwe plant kan uitgroeien.