De afstamming van den mensch en de seksueele teeltkeus, door CHARLES DARWIN, 3de druk. Naar de 2de herziene en vermeerderde Engelsche uitgave (13de duizend) omgewerkt en van aanteekeningen voorzien door dr. H. HARTOGH HEYS VAN ZOUTEVEEN. 2 deelen. Arnhem, Nijmegen, Gebrs. E. & M. COHEN. In het beroemde werk over het Ontstaan der Soorten (1859) had DARWIN zijne meaning over de afstamming van den mensch niet uitgesproken. Het was echter onvermijdelijk, dat andere schrijvers, reeds weinige jaren na het verschijnen van het genoemde boek, uit de daarin voorgedragen theorie de gevolgtrekking afleidden, dat de oorsprong van den mensch een soortgelijke moet zijn als die der overige organismen, en dat dus de mensch van uitgestorvene, nauw met hem verwante diervormen moet afstammen. Eerst in het jaar 1871 verscheen de eerste uitgave van DARWIN’s Descent of man, en hier vereenigde de schrijver alle feiten, die licht omtrent dit belangrijke vraagstuk kunnen verspreiden, en onderwierp hij alle argumenten, die vóór of tegen eene zuiver wetenschappelijke oplossing daarvan pleiten, aan eene uitvoerige en grondige kritiek. De slotsom van dit onderzoek is wel bekend: de mensch moest de exceptioneele stelling, die hij in de natuur meende in te nemen, vaarwel zeggen, en zich er mede tevreden stellen, een schakel te vormen in de keten, die alle levende wezens met elkander verbindt. Zelden heeft eenige ontdekking grooteren invloed op de geheele biologische wetenschap, ja op de geheele wereldbeschouwing en algemeene wijsbegeerte gehad, dan DARWIN’s hier voorgedragen leer omtrent de bloedverwantschap van alle soorten van planten en dieren.