Tot de merkwaardigste feiten, die over den oorsprong der oudste cultuur-gewassen licht, verspreiden, behoort zonder twijfel de volgende omstandigheid, waarop DARWIN in zijn werk The variation of animals and plants under domestication opmerkzaam maakte. In drie ver van elkander verwijderde deelen der aarde hebben wilde volksstammen, in drie geheel verschillende plantensoorten, een voedzaam en opwekkend bestanddeel ontdekt, waarvan wij thans weten, dat het dezelfde scheikundige stof is. Deze stof is de caffeïne, en de bedoelde plantensoorten zijn de koffie, de thee en de Yerva Maté. De laatste soort, bij ons de minst bekende, wordt in Brazilie en de aangrenzende landen van Zuid-Amerika algemeen onder den naam van Paraguay-thee op overeenkomstige wijze als bij ons de chineesche thee gebruikt. Zij bevat in hare bladeren en jonge twijgen, nadat deze gedroogd zjjn, omstreeks 1 pct. caffeïne, terwijl de chineesche thee 2 pct., en de koffieboonen 0,5 — 1 pct. van dit alcaloïde bevatten. Ofschoon nu deze cijfers slechts gemiddelden zijn, en er van elke soort producten van zeer verschillende qualiteit in den handel voorkomen, wier gehalte aan caffeïne beneden ½ pct. dalen of boven 3,5 pct. stijgen kan, zoo blijkt toch voldoende de groote overeenkomst in de scheikundige samenstelling en dus ook in de physiologische werking, die deze verschillende gewassen voor den mensch van waarde maakt. Aan it feit en eenige andere opmerkingen van gelijke strekking knoopte DARWIN beschouwingen vast, wier doel was er op te wijzen, dat de wilde volkeren, in langvervlogen eeuwen, nagenoeg van alle in hunne streken groeiende gewassen van tijd tot tijd moeten gegeten hebben, zij het nu, dat zij daartoe door een of andere in het oog loopende eigenschap werden aangelokt, zij het, dat zij in tijden van hongersnood zich gedwongen zagen, alles wat zij slechts verteren konden, als voedsel te gebruiken. Slechts op deze wijze toch laat zich verklaren, hoe de mensch er toe gekomen is, de opwekkende werking der drie genoemde gewassen te leeren kennen, te meer, daar in de streken, waar deze voorkomen, het stelselmatig wetenschappelijk onderzoek der beschaafde volkeren in geen andere algemeene gewassen de aanwezigheid van zoo aanmerkelijke hoeveelheden dier zelfde stof aan het licht gebracht heeft.
Additional Metadata | |
---|---|
Album der natuur | |
CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding") | |
Organisation | Kruseman |
Hugo de Vries. (1886). De kola-noot. Album der natuur, 35(1), 55–62. |