Den 22sten December 1885 overleed te Hyères, in het zuiden van Frankrijk, een der beroemdste plantkundigen, die onze eeuw heeft voortgebracht, L. R. TULASNE. Sedert ruim twintig jaren had hij, wegens zijne wankelende gezondheid, zijne lievelingsstudiën vaarwel moeten zeggen, en kon hij dus aan den vooruitgang der wetenschap geen werkzaam deel meer nemen. ¹ Doch het bleef hem gegund te zien, hoe door anderen op de door hem gelegde grondslagen werd voortgebouwd, hoe zijne methoden meer en meer ingang vonden, en hoe de voornaamste uitkomsten van zijn onderzoek steeds uitgebreider bevestiging erlangden. Zijn gebied was de studie der champignons, en toen hij in het jaar 1841 de lange reeks zijner geschriften over deze schijnbaar zoo weinig aantrekkelijke wezens opende, was de toestand der toenmalige kennis te vergelijken met een chaos, waarin zelfs de beginselen onbekend waren, waaruit eenmaal orde zou kunnen geboren worden. Elke vorm, waaronder men eene zwamsoort met sporen aantrof, werd als een afzonderlijke soort beschouwd; van deze soorten werden geslachten gemaakt en daarop stelsel opgebouwd, waarvan niemand vermoedde, dat zelfs de grondslag, de afbakening der soorten onzeker was. Aan TULANSE gelukte het aan te toonen, dat tallooze van die schijnbare soorten en geslachten, ja geheele familien, slechts ontwikkelingstoestanden van andere, grootendeels ook reeds beschreven vormen waren. Thans weet iedereen, dat de roest van het koren en de bekerzwammen op de bladen der berberissen slechts wisselvormen van dezelfde zwamsoort zijn, dat de roestsporen op de berberisbladen ontkiemen en hier vruchten voortbrengen, wier sporen wederom op het koorn moeten komen, zullen zij in staat zijn de soort voort te planten. Vóór TULANSE dacht niemand aan de mogelijkheid van zulk eene geslachtswisseling, thans beheerscht dit feit nagenoeg het geheele systeem der zwammen. Deze ontdekking alleen zou voldoende geweest zijn, om eene geheele omwenteling in de beschrijvende zwamkunde teweeg te brengen en den naam van den ontdekker onsterfelijk te maken. Doch in een lange reeks van geschriften onderwierp TULANSE de meest verschillende afdeelingen van dit uitgebreide gebied aan een nauwkeurig onderzoek en baande zoo overal, ook in bijzonderheden, den weg tot de tegenwoordige beschouwingen omtrent deze gewassen. Zijne verhandeling over de Ustilagineeën (1847), zijne Fungi hypogaei (1851), en eindelijk zijne Selecta fungorum Carpologia (1861—1865) zijn de meest bekende dezer geschriften. Het laatste, een prachtwerk in drie quarto deelen, die achtereenvolgens in de jaren 1861, 1863 en 1865 het licht zagen, is zoowel wegens de prachtige platen, die door den broeder van den overledene, dr. CHARLES TULASNE, geteekend waren, als met name door de grondige en geheel nieuwe bewerking van den tekst, tot op den huidigen dag de vraagbaak voor allen, die zich met de beschrijvende zwamkunde bezighouden.