Bij het brengen van plantendeelen in spiritus worden de natuurlijke kleuren, zoowel die der bloemen als die der bladeren, uitgetrokken, tengevolge waarvan in vele gevallen de praeparaten volkomen kleurloos worden, wanneer men den alcohol van tijd tot tijd ververscht, om de opgeloste bestanddeelen te verwijderen. In andere gevallen nemen de plantendeelen echter, zoodra zij in den spiritus gedompeld zijn en terwijl deze in hunne weefsels binnendringt, een vuile bruine kleur aan. Dit is een gevolg van de aanwezigheid van stoffen in het celvocht, die, hoewel zelven kleurloos, terstond na den dood der cellen door de binnendringende zuurstof geoxydeerd en in bruine verbindingen veranderd worden. Deze laatste zijn ten deele in den alcohol oplosbaar, ten deele niet. Het oplosbare gedeelte kan men natuurlijk door herhaald vernieuwen van den alcohol verwijderen, doch ook daarna bljjven de planten zelven een onaangename kleur vertoonen. Orobanche’s, Monotropa’s en vele andere soorten geven dientengevolge steeds onoogelijke praeparaten. Om dit bruin worden te voorkomen pleegt men het volgende middel aan te wenden. Men dompelt de plantendeelen levend in kokenden alcohol; hierdoor wordt de lucht terstond verdreven en de bestanddeelen van bet celvocht worden uitgetrokken, voordat zij zich oxydeeren kunnen. Het is echter duidelijk, dat dit middel, vooral bij het aanleggen van groote verzamelingen, omslachtig en tijdroovend is.