Langs onze kusten ziet men des avonds na warme dagen niet zelden de zee als met een schitterend wit licht bedekt. Het zijn vooral de toppen der golven, die zich als een lichtend schuim vertoonen, helder wit en bezaaid met groenachtige of blauwachtige vonkjes. Elk vonkje is een levend diertje van omstreeks twee tiende deelen van een streep in grootte en nagenoeg cirkelrond van gedaante. Deze diertjes dragen den naam van Noctiluca miliaris, of nachtlichtjes; de eerste afbeelding en beschrijving daarvan werd door onzen landgenoot SLABBER in 1772 gegeven. Bij millioenen komen zij aan de oppervlakte der zee voor, en hun aanzienlijk aantal is oorzaak van het schitterende van het verschijnsel, dat zij teweeg brengen. De Noctiluca’s lichten niet voortdurend, maar alleen des avonds en des nachts, en dan nog slechts als de zee door golven licht bewogen wordt. Schept men een emmer met lichtend zeewater en plaatst men die in het donker, dan bespeurt men geen licht zoolang het water in rust is. Elke schok doet echter de diertjes een helder blauw licht geven. Een zeer bekende proef is bijv. het inwerpen van zandkorrels; van het punt uit, waar de korrel in ’t water viel, ontstaan golven, die zich langzamerhand vergrooten en verwijderen. Elk dezer golven doet zich voor als een helder lichtende kring; komt bet water weer tot rust, dan houdt ook het lichten op.