Meer en meer wint de overtuiging veld, dat de waarde van een botanischen tuin niet zoozeer door het aantal der vertegenwoordigde soorten bepaald wordt, als wel door de wijze, waarop de voorhanden planten gegroepeerd zijn. Ziet men af van luxe-tuinen, waar parkaanleg en sierlijkheid der perken en groepen hoofdzaak zijn, dan zijn er twee richtingen te onderscheiden. In kleine tuinen zal men tusschen deze twee moeten kiezen, in groote kan men beide naast elkander een plaats geven. De meest gewone richting is de systematische groepeering. Deze rangschikking is voor de volle-grondsplanten wel in alle plantentuinen aangenomen, doch voor de kasplanten is zij meestal verwaarloosd. Noch in de kassen, noch des zomers als de planten uit de koude kassen en uit de oranjerie buiten staan vindt men haar. Slechts enkele tuinen, zoowel ten onzent als in het buitenland, maken hierop een gunstige uitzondering. En de ervaring leert, dat de moeilijkheden, die deze groepeering voor de cultuur medebrengt, zeer goed te overwinnen zijn, terwijl de voordeelen zeer groot zijn. Allereerst voor het onderwijs; de studenten geven de ondubbelzinnigste bewijzen, hoe zij deze rangschikking op prijs stellen. Trouwens eerst daardoor wordt het mogelijk, dat werkelijk uit het groote materiaal van kasplanten voor de studie nut getrokken wordt. Doch ook voor de controle is deze rangschikking van veel belang. Ontbreekt zij, dan komen allengs in de kassen de fraaie en gemakkelijk te kweeken soorten in een groot aantal exemplaren, terwijl voor de moeilijker te kweeken, doch evenzeer belangrijke gewassen, de plaats dan schijnbaar ontbreekt. De plaatsruimte, b. v. in den Amsterdamschen Hortus gewonnen door het invoeren der systematische rangschikking in de kassen kan op ruim 1/3 der geheele ruimte geschat worden.