Het japansche lak wordt bereid uit het melksap van Rhus vernicifera, een boom die in Japan algemeen is, en ook in China voorkomt. Het is vooral in de maand Juni, dat dit melksap rijkelijk uit wonden uitvloeit; in dat jaargetijde maakt men dus insnijdingen in den stam, die men alle vier dagen vernieuwt. Het uitvloeiende sap wordt in tonnetjes van bamboes verzameld. Eén werkman kan in één saisoen omstreeks 80 liter lak verzamelen. Het sap wordt in vlakke schotels aan de zon gedroogd; als het dik geworden is, wordt het met water aangelengd en nog eens gedroogd. Het wordt daarbij allengs zwart en doorschijnend, tengevolge van de oxydatie van een stof, die den naam laccol voert. Deze oxydatie wordt door een oplosbaar ferment bewerkt.