Zoo beknopt mogelijk de behandeling van kamerplanten voor lezers van eiken stand duidelijk te maken, zonder bepaalde plantkundige kennis daarbjj te veronderstellen, ziedaar bet doel van dit werkje. Wat kamerplanten in ’t algemeen noodig hebben wordt natuurljjk in de eerste plaats besproken. Hoe snel het licht in kamers met toenemenden afstand van het venster vermindert is de hoofdzaak, daarna komen de warmtegraad en de vochtigheid der lucht en, als hoofdzorg, de verpleging der wortels, die telkens en telkens de verversching van het water en van de lucht in den grond, en van tijd tot tijd ook een verversching van dien grond zelven met zijne voedingsstoffen eischen. Hoe dit alles behandeld moet worden, wordt uitvoerig opgegeven. Schoonhouden van de bladeren, van de potten, van het bovenvlak van den grond, liefst van de geheele omgeving is daarbij een eerste regel. Afzonderlijk worden besproken de bol- en knolgewassen (hyacinthen, tulpen, enz.), de hangplanten (de Tradescantia), de vetplanten, de Asparagus, de Aspidistra, de Begonia, de Clivia, de Ficus en tal van andere geliefde kamerplanten. Aan het slot volgen nog korte mededeelingon over het vermenigvuldigen door stekken en het behoeden der gewassen tegen verschillende ziekten.