Het flab onzer slooten en vaarten kan in vijvers en waterbassins soms tot een zoo lastig onkruid worden, dat het den groei der sierplanten in hooge mate belemmert, of groote onkosten voor het schoonhouden van het water veroorzaakt. In ons vaderland zijn het vooral de verwarmde bassins, die daaronder te lijden hebben, daar de gewone temperatuur voor een overwoekeren van het flab niet bizonder gunstig is. De waterbakken, waarin de Victoria regia gekweekt wordt, worden hier en elders somwijlen door wieren zoo vervuild, dat het niet mogelijk is, deze door dagelijksche zorgen voldoende verwijderd te houden; zij nestelen zich dan op de jonge bladeren en beletten een normale ontwikkeling. De waterkers — cresson de fontaine in Frankrijk, in de zuidelijke staten van N.-Amerika en elders een geliefde groente, heeft aan hetzelfde euvel te lijden, en het is meer dan eens voorgekomen, dat wieren de watervakken, na het snijden van het loof, zoo overwoekerden, dat de kersplanten niet weer opkwamen. Nog in het voorjaar van 1903 verloor de Virginia Cress Company door dit euvel vele duizenden dollars. De wieren, die hier »moss” genoemd worden, behoorden tot het geslacht Spirogyra, dat door de schroefvormige bladgroenbanden gekenmerkt is en dat ook in onze Victoria-bassins veel schade aanricht. Drinkwaterleidingen lijden, zooals bekend is, eveneens dikwijls van den groei der wieren. Deze hebben voor bun leven licht noodig, en waar het water, na de filtratie, in het donker kan worden gehouden, heeft men er dus geen gevaar van. Maar eensdeels kan dit niet altijd geschieden en vooral niet in de reusachtige werken die den watervoorraad voor de grootere steden moeten leveren; en ander deels zijn er een aantal lagere vormen, die ook in het donker leven kunnen en daar niet minder lastig worden. Ik behoef slechts aan de Crenothrix en Cladothrix onzer eigene waterleidingen te herinneren, die kleine bruine vlokken, die zich vooral in de zomermaanden in ons water vertoonen, trots alle zorgen.