De bloemen der Teunisbloemen openen zich des avonds. Vandaar hun naam van Nachtkaarsen; het heldergeel van hun bloemkroon doet ze als het ware stralen van licht. Sommigen noemen ze ook wel Eendagsbloemen, omdat zij den volgenden dag verwelken. Nu eens duren zij wat langer, dan weer wat korter; bij koel weer ziet men ze den volgenden dag nog in volle pracht, bij warmer weer bereiken zij echter den ochtend niet, maar verwelken reeds vroeg. Zij verdienen dan den naam van Eendagsbloemen ternauwernood. Er zijn weinig verschijnselen in het plantenleven, die den beschouwer meer kunnen boeien dan het opengaan der Nachtkaarsen. Het is dan ook dikwijls beschreven. Mijne lezers, die zich de enthousiaste schildering van het avondtoiletje der Oenothera’s in F. J. van UILDRIKS’ Natuurindrukken herinneren, zullen het allicht geheel overbodig vinden, dat ik op dit proces terugkom. Toch is het te boeiend, om er niet nog enkele woorden aan te wijden.