Met rassche schreden maakt Japan zich de voordeelen der Westersclie beschaving eigen. Op militair gebied zoowel als op dat der wetenschap, in industrie en in kunst streeft het er naar met de beste landen van Europa en met Amerika op gelijke lijn te komen. Het ontwikkelt een verbazende werkkracht en haalt daardoor andere natiën sneller in, dan ooit te voren het geval is geweest. Maar tevens doet het een vermogen van uitvinding en een kracht van uitwerking van eigen denkbeelden zien, die reeds hier en daar de vrees hebben doen ontstaan, dat het niet op zal houden als het met ons in alle opzichten gelijk is, maar ons allengs voorbij zal streven. Wat in de laatste tien jaren op het gebied van ontploffingsmiddelen en ontploffingstoestellen ontdekt en practisch uitgewerkt is, heeft de jongste oorlog ons in allerhande verrassingen getoond. En dit is slechts een enkel voorbeeld uit vele. Natuurlijk is een toenemende belangstelling in Japan’s streven en werken daarvan het gevolg. Japansche kunst, vroeger bij ons als vreemd en onbegrijpelijk beschouwd, vindt meer en meer ingangen bewondering. Wij gewennen ons aan de forsche trekken waarmede bamboe-stammen, bladeren en bloemen van de Lotus en zoovele andere geteekend worden. Zonder eenig détail herkennen wij de voorwerpen aan een enkele lijn, die den omtrek weergeeft, of door middel van de scherpe tegenstelling van de donkere en lichte zijden. Soberheid van uitwerking en een hooge juistheid in de opvatting boeien ons terstond, hoezeer zij ook afsteken tegen de vage opvattingen die in onze kunstwerken zoo dikwijls op den voorgrond treden.