Men verstaat onder parthenogenesis het verschijnsel dat een ei of eicel zich zonder bevruchting tot een individu ontwikkelt. Zoolang men omtrent den aard van het verschijnsel der bevruchting nog weinig wist, bestond er tegen deze voorstelling geen overwegend bezwaar. Men kon het mogelijk achten dat een eicel, bij uitzondering, door een anderen prikkel tot verderen groei gebracht werd. En dat dit werkelijk zoo is, hebben de proeven van LOEB en anderen bij dierlijke eieren aangetoond, die door de inwerking van bepaalde stollen als chloormagnesium of koolzuur als het ware van de noodzakelijkheid van de inwerking van spermatozoën worden ontslagen. Komen nu zulke gevallen bij planten ook voor, of zijn hier de verschijnselen andere. Zaden, die zonder bevruchting rijpen en toch kiembaar zijn, heeft men in den laatsten tijd in een aantal gevallen leeren kennen. Vroeger kende men reeds soorten, die in een zaadknop meer dan één kiem hebben en men wist, dat naast de eicel hier adventieve knoppen de plaats der kiemen innemen, terwijl de eicel soms bevrucht wordt en soms niet. Bij de proeven over het kruisen van sinaas-appelen in Florida zijn die adventieve kiemen zeer lastig, daar zij natuurlijk niet gebastaardeerd worden en toch opgekweekt moeten worden, totdat men onder de jonge planten de bastaarden herkennen kan. Ook de Funkia’s onzer tuinen hebben zulke adventieve embryonen. Zaden die zonder bevruchting rijpen hebben de paardebloemen, de Hieracium’s, sommige Alchemilla’s en evenzoo Gnaphalium (Antennaria) alpinum en Thalictrum purpurescens. Van tijd tot tijd heb ik over deze gevallen in het Wetenschappelijk Bijblad bericht. Men weet thans dat hier steeds de kiem ontstaat uit een eicel, die niet alleen niet bevrucht wordt, maar ook niet bevrucht kan worden. Het zijn niet toevallige verschijnselen, zooals de parthenogenesis bij dieren, maar constante, erfelijke eigenschappen. Het zijn, om het zoo eens uit te drukken, onbevruchtbare variëteiten van soorten, die gewone bevruchting hebben. Maar die soorten zijn meestal uitgestorven, en men moet dus feitelijk tot de geslachten teruggaan.
Additional Metadata | |
---|---|
Album der natuur | |
CC BY 3.0 NL ("Naamsvermelding") | |
Organisation | Kruseman |
Hugo de Vries. (1907). Onbevruchte kiemen. Album der natuur, 56(1), 347–349. |