De natuurlijke toestand der granen is de gemengde. Zoo zijn de landgranen overal en ten allen tijde geweest. Het mengsel kan zóó gevormd zijn, dat men twee of drie hoofdbestanddeelen vindt, die ongeveer in gelijke mate vertegenwoordigd zijn, of zóó datdegroote massa gelijkvormig is. In beide gevallen komen dan daar naast een aantal zeldzamere typen voor, die men slechts bij een stelselmatig zoeken vinden kan, maar die toch een zeer wezenlijk bestanddeel van het geheel kunnen uitmaken. Uit een theoretisch oogpunt zou men geneigd kunnen zijn deze bijmengselen verontreinigingen te noemen. Doch ten onrechte, want er is vrij wel even veel kans dat zij beter, als dat zij slechter zijn dan het hoofdtype. Met beter wordt dan bedoeld dat zij per plant meer graankorrels opleveren dan de overigen, of wel zwaarder korrels of van betere samenstelling. Zulke gunstige afwijkingen konden niet nalaten van tijd tot tijd de aandacht van enkele landbouwers te trekken, en hoewel dit toch slechts zeldzaam gebeurd is, heeft men uit hen, door isoleering, een aantal van de meest bekende en meest gezochte variëteiten van tarwe en andere granen gewonnen.