In de beide vorige jaargangen van het Album heb ik de eerste drie afleveringen van dezen fraaien atlas aangekondigd. Sedert zijn ook de afleveringen IV—VII verschenen, geheel in denzelfden geest bewerkt¹). Wederom zijn het ongekleurde platen in 4º formaat naar photographieën van den schrijver, die enkele boomsoorten, groepen van planten of kleine landschappen voorstellen en die door de scherpte der détails een duidelijk beeld van den plantengroei in het groote eilandenrijk geven. De afleveringen IV—VI vormen elk een vervolg op een der in de eerste drie bundels behandelde onderwerpen en hebben dus betrekking op de omstreken van Nikko, op de Lu-chueilanden en op de gekweekte en halfgekweekte planten. In de zevende platengroep (Plaat 47—53) wordt een nieuw onderwerp begonnen, n.l. de bergstreken van de provincie Shinano, die op denzelfden breedtegraad liggen als Tokyo, en zich ten westen van de hoofdstad over een gebied uitstrekken, waarvan Kofu de meest bekende plaats is. De voortzetting van de behandeling van den plantengroei van bepaalde streken brengt natuurlijk ook een voortzetting in enkele plantengroepen met zich. Zoo zijn een viertal platen aan het geslacht Prunus gewijd en voor dat geslacht wil ik dus slechts naar mijn eerste aankondiging verwijzen. Ook aan de Cycas-palmen, die ik reeds besproken heb, is wederom een plaat gewijd. Het is No. 31 en stelt een der prachtigste exemplaren van Cycas revoluta in den tuin van den tempel van Riugeji bij Ejiri voor. Hier zijn de Cycas-palmen overoud en bereiken hun stammen een hoogte tot 9 meter, terwijl zich daarboven de groote kroon van veerbladeren ontplooit. Zij dragen rijkelijk vrucht.