De langarmige apen vormen een zeer karakteristieke groep, die, zooals hun naam reeds aanduidt, zich kenmerken door hunne lange armen. Deze zijn zóó lang, dat als zij in opgerichte houding loopen, de voorhanden den grond raken en men kan zeggen dat deze armen den staart vervangen, die bij deze apen geheel ontbreekt. De achterste armen of beenen zijn veel korter. Ofschoon de borst sterk gewelfd is schijnen deze apen toch slank, omdat de lendenstreek dun is, evenals bij de haas. Het hoofd is klein en ovaal; het gezicht vertoont gelijkenis met dat van den mensch. Het haar is dikwijls dik en zijdeachtig en zwart, bruin, bruingrijs of geel van kleur. Geen van hen overtreft de lengte van 3 voet. Door hun lichaamsbouw en door de manier, waarop zij zich voortbewegen , naderen zij het meest den orang-oetan. Zij leven in het gebergte, waar hun eigenlijk gebied binnen de grenzen der vijgenbosschen blijft. Ofschoon echte bergbewoners, overschrijden zij toch zelden eene hoogte van 1400 meters. Zij leven in kleine troepen aan de minder steile hellingen en de bergruggen. Bij de nadering van menschen snellen zij ijlings bergafwaarts en verdwijnen in de duistere valleien. Zij houden zich nagenoeg alleen in de kruinen der hoogstammige hoornen op, waar zij zich van den eenen boom op den anderen slingeren, alsof zij vliegen. Zelden of nooit komen zij op den grond. Hun luid geschreeuw weergalmt uren ver door de uitgestrekte eenzame dalen en spelonken.