Oost-Indië bezit (den Binturong, Arctictis penicillata, Tem. m. niet mede gerekend) slechts één vertegenwoordiger van de familie der beren, n. l. de Maleische beer, door de Maleiers Broeang, door de Batta’s Kiboel genoemd. De Maleiers op Sumatra (Deli) onderscheiden echter volgens dr. HAGEN twee soorten, n. l. de gewone en een grootere, zonder keelvlek. Ook de Batta’s spraken hem van een beer zonder keelvlek. BICKMORE deelt mede dat men deze beren gewoonlijk zonberen (Helarctos malayanus) noemt, wegens hunne gewoonte om zich in den heeten zonneschijn te koesteren. De Maleische beer heeft eene lengte van ongeveer 1.4 M. bij eene hoogte van 0.70 M. Hij heeft een gerekt maar toch plomp gebouwd lichaam, dikken kop, breeden snuit, kleine ooren en zeer kleine oogen. De teenen zijn naar verhouding lang, met krachtige klauwen. De kortharige maar dichte vacht is glanzig zwart, met uitzondering van de zijden van den snuit, die vaalgeel zijn en een lichte geelachtige vlek op den borst, die soms den vorm van een hoefijzer heeft, halvemaanvormig of ringvormig is.