De werkelijke kennis betreffende onze voorouders reikt tot aan den mensch van het Neanderdal, Taubach en Krapina, den Homo primigenius. Wij kunnen ons een voorstelling maken van zijn lichamelijken en geestelijken toestand, door de overblijfselen, welke voor ons bewaard bleven; maar den langen weg van diluviaalmensch tot zijn voorouders onder de primaten met figuren te bevolken, bleef overgelaten aan de wetenschappelijke speculatie (als ik mij zoo mag uitdrukken) die daartoe verschillende wegen insloeg en, zooals vanzelf spreekt, tot verschillende uitkomsten moest komen. »Neue Gedanken über das alte Problem von der Abstammung der Menschen«, aldus is de titel van eene verhandeling van Prof. I. Kollmann te Bazel, waarin hij den stamboom van den mensch tracht te geven, vooral ook met het oog op de Pygmeeën, waarvan men, zooals bekend is, ook in graven uit den steentijd overblijfselen heeft gevonden.