Bovenstaande uitspraak, geheel van toepassing op een der Duitsche botanici, die veel, zeer veel voor het volk schreef en sprak, die de wetenschap, vooral de botanie, populair trachtte te maken, die al doende den toon leerde treffen, waarop hij zoo gemakkelijk ingang tot aller harten vond, heeft menig natuuronderzoeker of natuurliefhebber wel hier of daar bewaarheid gezien. Zie dien levenslustigen knaap, hij dartelt in de vrije natuur rond, de ondeugd gluurt hem de oogen uit, zou men zeggen; maar neen, tij zal om maar iets te noemen, niet dulden, dat zijne medeleerlingen een kikvorsch plagen of martelen; hij zal zijnen speelmakkers van een gevangen mol heel wat vertellen; hij heeft menig nestje van tinnen gezien, maar als zijne kameraden een nestje trachten uit te halen, weet hij hen weer te wijzen op de oude vogels; hij verstaat dien klagenden toon, hij tracht ook die taal aan zijne vrienden te leeren. Menigmaal heeft hij de uitspraak: »De jeugd kent geen medelijden," gelogenstraft.