In onze eeuw, en vooral in de laatste jaren, is het aantal van boeken , waarin men poogt de kennis der natuur op eene algemeen bevattelijke wijze voor te dragen, op eene verbazende wijze aangegroeid. Het is misschien geoorloofd te betwijfelen , of met dit aantal populaire geschriften ook de kennis der natuur in dezelfde evenredigheid onder het algemeen toegenomen is. Wanneer men overigens ook al geneigd moge zijn om de aangewende pogingen, wat hare strekking betreft, goed te keuren, zou het echter mogelijk zijn, dat de wijze, waarop die pogingen veelal werden in het werk gesteld, minder bijval verdiende. Het is althans niet te ontkennen , dat vele schrijvers, die de taak op zich nemen van wetenschappelijke onderwerpen zóó te behandelen , dat de oningewijde lezer nuttig onderrigt in hunne werken vinden kan, niet genoegzaam schijnen te hebben nagedacht over de pligten, die deze taak hun oplegt, en over de eischen, waaraan zij moeten voldoen. — Het eerste, ’tgeen men met regt van elk verwacht, die anderen begeert te onderrigten, is dat hijzelf de wetenschap zich eigen gemaakt heeft, waarover hij spreken of schrijven wil. Het is noodeloos de waarheid hiervan met vele woorden te betoogen, en het schijnt bijkans overtollig dezen eisch te vermelden. Maar hetgeen wij dikwerf zien gebeuren, is nogtans met deze eenvoudige opmerking volkomen strijdig. De populaire boeken over natuurkundige onderwerpen worden voor een groot gedeelte geschreven door de zoodanigen, die slechts eene zeer sobere mate van kennis bezitten en aan wien het beter voegen zou nog onderrigt te ontvangen dan als onderwijzers van anderen op te treden. Het is niet genoeg dat een schrijver met twee of drie boeken, uit welke hij uittreksels maakt, een boek zamenstelt, dat hij voor populair wil doen doorgaan, alleen misschien omdat hij zorgvuldig vermeden heeft er in op te nemen, wat hem zelven onverstaanbaar bleef.