Spoed, en nog eens spoed, ziedaar het heerschende kenmerk dezer eeuw, den band, welke alle uitvindingen van dezen tijd, hoe verschillend van aard zij mogen zijn, te zamen strengelt. Men vindt dat karakter van spoed in de toepassing der warmtekracht, als de stoom het vaartuig tegen wind en stroom over den oceaan heenvoert, of als de stoomwagen, met duizelingwekkende snelheid, de afstanden schier vernietigt. De electriciteit is de bliksemsnelle bode geworden van de menschelijke gedachte, en als de minnaar in verrukking de beeldtenis zijner geliefde bewondert, of de treurige gade met diepen weemoed de trekken van den voor haar te vroeg ontslapen’ echtgenoot aanschouwt: ziet, die sprekende gelijkenissen, welke niets dan waarheid bevatten, zij zijn het werk van één oogenblik, zij zijn door het licht zelf gepenseeld.