Al het zinlijk waarneembare is dus slechts een voorbijgaande vorm, uit een bepaalde tijdelijke samenvoeging van stofdeeltjes geboren. Een andere rangschikking der deeltjes,- en het heeft plaats gemaakt voor iets anders. Alles voorbijgaand? – Zoo vragen we; en voor onze gedachten verrijzen de trotsche bergen van Zwitserland en de onwrikbare klippen van Noorwegen’s kusten, die den romp der zwaarste schepen doen splijten. Bestaan zij niet uit het vaste zuilenporphier, uit groot, blokken van het ijzerharde graniet? Nemen ook hun bestanddeelen deel aan den kringloop der stof? Ishet dan een leugen, dat zij den tand der eeuwen trotseeren? Voorzeker, dat is het! Het onsterfelijke leven dier rotsen is niet meer dan een dichterlijk beeld. Wel is waar is hun bestaan niet kortstondig van duur; eeuwen lang, maar niet eeuwig, kunnen zij ontgaan aan het gemeene lot, dat vergankelijkheid heet.