Na het klassieke onderzoek van Graham behoorden diffusie en osmose tot een groep van verschijnselen, die onder het hoofdstuk «moleculaire krachten” een plaats vond in elk natuurkundig handboek. Oplossingen van verschillende concentratie, onmiddellijk of met tusschenvoeging van een poreuzen wand met elkander in aanraking, geven door moleculaire stroomingen aanleiding tot een langzaam verhopende vereffening, die met gelijkheid van concentratie der beide vloeistoffen eindigt, gbaham onderscheidde de stoffen in kristalloïden en colloïden, naarmate zij al of niet de verschijnselen van diffusie en osmose vertoonden en leerde de voornaamste wetten, die hier gelden, kennen. Reeds voor Graham waren de colloïden stoffen, die wel vloeistoffen absorbeerden en er door opzwollen, maar er geen eigentlijke oplossingen mede vormden. Hoewel men begreep, dat met de osmose de beweging van water en andere stoffen in het levend lichaam gemoeid was, was het hoofdstuk met het opschrift »osmose” in de natuurkunde weinig in tel. Hoewel de moleculaire krachten meer en meer het voorwerp werden van experimenteel onderzoek en van wiskundige behandeling verkreeg de osmose eerst een in het oog vallende plaats en beteekenis, nadat v. ’T Hoff zijn bekende vruchtbare, ver reikende, nieuwe gezichtspunten had gegeven. Een stof, in verdunde oplossing aanwezig, is te vergelijken met een gas. Zij volgt de wetten van afhankelijkheid, die bij een gas het functioneel verband tusschen volume, drukking en temperatuur aangeven.